Trio Panache ⓘ
Sabine van Lier – viool
Elisabeth Schijns – cello
Marte Gerritse – piano
Brahms pianotrio nr 3 in c klein opus 101
Beethoven pianotrio nr 3 in c klein opus 1
Nieuwjaarsconcert met Trio Panache
Het eerste concert in het nieuwe jaar, op zaterdag 7 januari om 15.00 uur wordt verzorgd door het Trio Panache. Een fantastisch pianotrio met op het programma Brahms (trio nr. 3 in c-klein opus 101) en Beethoven (trio nr. 3 in c-klein opus 1). De musici zijn: Sabine van Lier – viool, Elisabeth Schijns – cello en Marte Gerritse – piano.
De drie leerden elkaar kennen tijdens hun conservatoriumtijd in Utrecht. Sabine en Elisabeth vormen al jaren samen een duo. In de zomer van 2017 ontstond de samenwerking met Marte, waarmee Trio Panache tot stand kwam.
CV Trio Panache:
Sabine van Lier studeerde bij Chris Duindam in Utrecht, bij Gordan Nikolic in Rotterdam en bij Thomas Klug in Bremen, waar zij in 2016 haar master behaalde met een 9. Sabine remplaceert in verschillende orkesten en speelt in meerdere kamermuziekensembles. Daarnaast werkt zij als viooldocente bij ‘’Scholen in de Kunst’’ te Amersfoort.
Elisabeth Schijns begon haar studie in Utrecht bij Ran Varon en Timora Rosler waar ze haar master in 2016 afsloot met een 9,5. Zij vervolgde haar studie bij France Springuel te Antwerpen. In 2016-2017 volgde zij de orkestacademie bij het Gelders Orkest. Tegenwoordig remplaceert Elisabeth in verscheidene orkesten en is zij werkzaam als cellodocente.
Marte Gerritsma studeerde piano bij Martyn van den Hoek in Utrecht en bij Frank van de Laar in Zwolle, waar ze in 2017 haar master afsloot met een 9. Marte werkte veel samen met strijkers en speelt in diverse ensembles. Daarnaast is ze actief als docente.
Over het Brahms pianotrio nr. 3 in c-klein opus 101
1. Allegro energico
2.Presto non assai
3.Andante grazioso
4. Allegro molto
Johannes Brahms was enorm zelfkritisch. Omdat niemand zijn probeersels ooit mocht zien, verscheurde Brahms de klad manuscripten van de composities. Er zijn heel wat pianotrio’s gesneuveld voordat hij een werk durfde te presenteren: het grote trio in B-groot op. 8 voor piano, viool en cello. Het ontstond in 1854, maar werd voorafgegaan door vele andere. Zo speelde hij bij een huisconcert op 5 juli de pianopartij van een trio dat hij onder de naam ‘Karl Würth’ gecomponeerd had. Van een ander trio weten we dat hij het schreef als ‘G.W. Marks’. Het is kenmerkend voor zijn onzekerheid dat hij het nodig vond pseudoniemen te gebruiken. Deze werken gingen in rook op en dat geldt voor nog veel meer kamermuziek
Het pianotrio in c-klein op. 101, dat u vandaag gaat horen werd geschreven tijdens een vakantie in Hofstetten aan de Thunersee in Zwitserland in 1886. Clara Schumann leverde in haar dagboek commentaar “Ik onderging mijn grootste genoegen op de 20ste, toen ik me goed genoeg voelde om het prachtige ontroerende trio in c-klein te proberen. Wat een compositie is dit! Door en door vernuftig in z’n passie, z’n inhoudelijke kracht, z’n charme en expressie! Geen enkel ander werk van Johannes heeft me zo totaal overrompeld”. Vooral het scherzo, een lieflijk Presto non assai, beviel haar: “ik ben gelukkiger dan ik in lange tijd geweest ben!”.
Brahms heeft geen noot te veel gecomponeerd, alles heeft enorm veel zeggingskracht. In het Andante, een vraag-en-antwoordspel van de piano met de strijkers, is vooral de ritmiek bijzonder. In alle vier de delen toont Brahms zijn liefde voor ritmische complexiteit: 3 tegen 2, syncopes en in het langzame deel ongebruikelijke maatsoortwisselingen van 7/4 en 5/4. Deze technieken geven stof tot nadenken en worden altijd omlijst door prachtige melodieën in dit romantische pianotrio. Het werk werd als eerst uitgevoerd op 20 december 1886 door Brahms zelf aan de piano, violist Jenö Hubay en cellist David Popper. Het behoort tot de hoogtepunten van de pianotrioliteratuur en is een schitterend eindpunt van een ontwikkeling die bij Haydn, Mozart en Beethoven begon.
Over het Beethoven pianotrio nr. 3 in c-klein opus 1
1. Allegro con brio
2. Andante Cantabile con variazioni
3. Menuetto, quasi Allegro
4. Prestissimo
Opus 1 van Ludwig van Beethoven bestaande uit drie pianotrio’s, werd voor het eerst uitgevoerd en gepubliceerd in 1795 in het huis van prins Lichnowsky, aan wie het werk is opgedragen.
Met deze pianotrio’s wilde Beethoven zich onderscheiden van zijn twee belangrijkste voorbeelden, Haydn en Mozart. Beethoven waagde zich in de eerste instantie liever niet aan een strijkkwartet, het genre waar zijn leraar Haydn vooral in excelleerde. Hij begon dus eerst met het componeren van trio’s, waarmee hij uiteindelijk het genre van het pianotrio op een hoger plan heeft gebracht. En Beethoven zou Beethoven niet zijn, als er niet een glansrol voor de piano – zijn eigen instrument – was weggelegd. Ondanks de opus 1 aanduiding, was dit niet Beethovens eerst gepubliceerde werk. Het was wel het eerste werk waar Beethoven genoeg vertrouwen in had om met het grote publiek te delen. Hij was met deze compositie vastberaden de Weense muzikale elite te overweldigen en uit te dagen.
Met de zware ingewikkelde structuren (vier delen in plaats van de gebruikelijke twee of drie), waren de opus 1 trio’s een sterke tegenbeweging op het traditionele idee van het pianotrio. Wat tot nu toe een intiem huiselijk medium was geweest in handen van Haydn en Mozart, werd nu plotseling een symfonie van drie instrumenten.
Vooral in het derde trio barstte het los in een werk van verrassende explosieve heftigheid en duistere, lyrische schoonheid. Abrupte en extreme contrasten zijn door alle delen van het trio heen te horen. Van de opus 1 trio’s was het derde trio, wat wij vandaag gaan laten horen, Beethovens persoonlijke favoriet.