DUDOK STRIJKKWARTET
Judith van Driel – 1e viool
Marleen Wester – 2e viool
Mark Mulder – altviool
David Faber – cello
Mozart, Xenakis , Magnard
Prijzen en podium veroverend Dudok Kwartet in ’t Mosterdzaadje
Vrijdag 22 februari om 20.00 uur treedt het Dudok Kwartet op in ’t Mosterdzaadje. Judith van Driel — eerste viool, Marleen Wester — tweede viool, Mark Mulder — altviool en David Faber — cello voeren werken uit van Mozart, Xenakis en Magnard.
Het Dudok Kwartet is altijd op zoek naar uitdagingen. Van vroege barok tot stukken waarvan de inkt nog nat is, het Dudok Kwartet heeft een neus voor bijzonder repertoire. Door klassieke hits naast onbekender of modern werk te programmeren, weten ze zowel doorgewinterde kwartetliefhebbers als minder ingewijden aan zich te binden. Vast onderdeel van hun concerten is een mondelinge toelichting op de stukken door de verschillende kwartetleden. Hierdoor blijven de luisteraars niet op afstand, maar raken ze daadwerkelijk betrokken bij de musici en bij de muziek. Hun uitgebalanceerde samenspel en sterke artistieke persoonlijkheid, gecombineerd met zichtbaar speelplezier worden door zowel vakjury’s als liefhebbers onderschreven. Het Dudok Kwartet won eerste prijzen op het 1e Internationaal Strijkkwartet Concours in Radom in 2011 en op het 27e Charles Hennen Internationaal Kamermuziek Concours in 2012. In november 2012 wonnen zij de 2e prijs op het 6e Internationaal Kamermuziek Concours Joseph Joachim in Weimar. Sinds september 2011 studeert het Dudok Kwartet als hét voltijd-strijkkwartet aan de Nederlandse Strijkkwartet Academie bij Marc Danel.
De leden van het Dudok Kwartet leerden elkaar in kennen bij het Ricciotti Ensemble. In 2009, kort na de oprichting, begon het kwartet aan een twee-jarige post-graduate opleiding bij het Alban Berg Quartett aan de Hochschule für Musik in Keulen. Masterclasses volgden zij bij Eberhard Feltz en bij de leden van het Lindsay Quartet, het Takács Quartet, het Ysaÿe Quartet en het Prazak Quartet. Op het gebied van hedendaagse muziek werkte het Dudok Kwartet samen met Mark-Anthony Turnage, Kaaija Saariaho en Calliope Tsoupaki aan de uitvoering van hun composities.
Ook verzorgde het kwartet de wereld- en Nederlandse première van het Concert voor Strijkkwartet en Orkest van Julius Röntgen. Ze gaven concerten op het vele prestigieuze festivals, zoals het Gergiev Festival, het Grachten Festival, Linari Classic Festival (Italië) en Festival Jeunes Talents (Parijs). Daarnaast traden zij op in alle toonaangevende zalen in Nederland en door heel Europa.
Willem Marinus Dudok was een bekende Nederlandse architect. Ook was hij een groot muziekliefhebber: hij kwam uit een muzikale familie en componeerde in zijn vrije tijd.
“Meer dan aan alle bouwkunstenaars heb ik aan de componisten te danken”, schreef hij. “Ik voel diep de gemeenschappelijke basis van de muziek en de architectuur: ze ontlenen immers beide haar waarde aan de juiste maatverhoudingen.”
Mozart neemt in zijn drie laatste kwartetten, bijgenaamd ‘Pruisische’, afstand van de complexere stijl waarin hij eerder Haydn, de uitvinder en grote meester van het genre een eerbetoon bracht. Deze drie kwartetten zijn opgedragen aan koning Frederik Willem II van Pruissen, die zelf een begenadigd cellist was. Mozart kwam de koning tegemoet in de wens om een meer solistische rol aan de cello toe te dichten. Als gevolg hiervan heeft dit strijkkwartet een zeer lichte toon, omdat de basnoten vaak door de altviool worden gespeeld. Ondanks het ontbreken van de muzikale ingewikkeldheden van zijn eerdere kwartetten, blijft Mozart ook in dit werk een groots en meeslepend operacomponist. Het is niet moeilijk voor te stellen hoe elk deel van het kwartet een scène voorstelt in komisch liefdesverhaal, met meestal de eerste viool en de cello in de hoofdrollen, vaak van snedig commentaar voorzien door de middenstemmen.
Door zijn opleiding en werk als architect heeft de Griekse componist Iannis Xenakis nooit de muziekgeschiedenis als voorbeeld gehad. Door wiskundig en ruimtelijk te denken, en later ook toevals-technieken uitgebreid toe te passen, komt hij via een heel andere weg op een even grote hoogte als dé 20e-eeuwse meesters van de kwartetliteratuur: Bartók en Sjostakovitsj. Hoewel de klanken die hij aan de instrumenten ontlokt vaak ver af staan van de eigenlijke bedoeling van deze instrumenten, klinkt elk effect zeer natuurlijk en muzikaal, alsof het op een organische manier gevoeld is tijdens het schrijven.
Ook de muziek van Fransman Albèric Magnard staat buiten de tradities van zijn tijd. De Parijse muziekwereld was verdeeld tussen aanhangers van de muziek van Wagner en de bewonderaars van de muziek van Saint-Saëns, Fauré en Franck. Door het vermogen van zijn vader was Magnard financieel onafhankelijk. Dit stelde hem in staat om tegen alle wensen en verwachtingen in zijn eigen stijl te vinden. Deze kan het best omschreven worden als een combinatie van de heersende Duitse en Franse normen. In dit zeer fantasierijke kwartet neemt Magnard de toehoorders mee op een zeer boeiende, pan-Europese reis. Het eerste deel vat op een fin de siècle-achtige manier de eeuw voorafgaand aan de compositie samen. Daar voegt hij, sterk contrasterend, het Franse optimisme aan toe. In het Scherzo neemt dit optimisme een bijna nonchalant walsende vorm aan, terwijl het Chant Funèbre de luisteraar weer terug naar de aarde trekt, en zelfs ver daar onder. Dit diepgevoelde adagio wordt gevolgd door een zeer lichte, bijna Weens klassiek aandoende finale. De aanduiding ‘populaire’ slaat in dit geval op het karakter van de een aantal themaatjes, die niet zouden misstaan op het Rue de Belleville rond 1900.