CELLO EN PIANO
Maarten Boasson – cello
Peter Cramer – piano
R.Strauss, Fauré, Rachmaninoff, Brahms
Maarten Boasson en Peter Cramer

Op zondag 12 mei om 15.00 uur reizen uit het verre oosten en noorden van Nederland de cellist Maarten Boasson en de pianist Peter Cramer om in het Santpoortse Mosterdzaadje een prachtig concert te verzorgen. Zij voeren uit: R. Strauss, Rachmaninov, Fauré en Brahms. Elk jaar nog waren zij te gast en steeds weer met een geweldig programma.
Over de uitgezochte stukken zegt Maarten Boasson: “Ik speel alleen stukken die ik de moeite waard vind en dan is het stuk waar ik mee bezig ben het mooiste en het boeiendste. De stukken die ik speel vervelen nooit. Ik heb sommigen van die sonates wel honderden keren gespeeld en elke keer als er weer een op een programma staat begin ik te studeren alsof het een nieuw stuk is; het blijft boeiend! Ik vind dat fascinerend.
De structuur is in essentie klassiek en dient als kapstok voor een grote rijkdom aan melodie en harmonie. Het eerste deel opent met een groots opgezet, tamelijk heldhaftig thema, dat als een voorbode van de latere stijl van Strauss kan worden gezien. De gebruikte thema’s contrasteren onderling sterk, maar zijn ook intern opgebouwd uit twee componenten. Het langzame tweede deel doet denken aan Mendelssohn met zijn breed uitgesponnen koraalmelodie voor de cello en de delicate tegenstem van de piano. Het laatste deel is spiritueel, zit vol met canonische elementen en heeft in het algemeen een licht en flitsend karakter, waar beide instrumenten volledig tot hun recht komen.”
De Élégie opus 24 van Gabriel Fauré is oorspronkelijk geschreven voor cello en piano, maar later op verzoek door Fauré zelf georkestreerd en sindsdien voornamelijk gespeeld in de orkestversie. Het stuk uit 1878 is opgedragen aan Jules Loeb, bevriend cellist die in 1883 overleed. Er zijn aanwijzingen die doen vermoeden dat het om een niet-voltooide derde sonate gaat. Het stuk heeft een driedelige vorm: een gedragen, breed uitgemeten en vrij sombere en verstilde introductie die gevolgd wordt door een stormachtig en opwindend middendeel, om dan sereen te eindigen met een variatie op de langzame introductie.
De Prelude en Danse Oriëntale op 2 van Sergei Rachmaninov zijn gecomponeerd in zijn eindexamenjaar (1892) aan het conservatorium en opgedragen aan de cellist-vriend van Tschailovsky Anatoli Brandukov. De Danse Orientale verbeeldt Rachmaninoffs oosterse visie op zigeunermuziek, waarbij hij zich vooral heeft laten beïnvloeden door Glinka. Van de Romance uit 1890 is niet veel bekend.
Brahms voltooide in 1885 zijn vierde symphonie (op 98), waar hij in de zomer van 1884 al aan begonnen was. De vele uitvoeringen van het werk maken duidelijk dat Brahms een nieuw hoogtepunt heeft bereikt: hij wordt zelfs erepresident van de Weense Toonkunstenaarsvereniging. Na al dit succes ziet hij kans een oude wens te vervullen: hij gaat op reis naar het Berner Oberland — een gebied waar hij zeer goede herinneringen aan heeft vanwege een 30 jaar tevoren gemaakte reis met Clara Schumann. Aan het Thunermeer schrijft Brahms het ene meesterwerk na het andere: als eerste de grandioze Cellosonate op 99, maar meteen daarna de prachtige vioolsonates op 100 en 108 en het pianotrio op 101. De cellosonate bestaat uit vier delen met sterk wisselend karakter. Het eerste deel is bijna symfonisch van opzet, het derde deel een wervelend scherzo met contrasterend trio en de sonate eindigt met een grotendeels elegant en lieflijk Allegro molto. Kortom, de sonate heeft alles dat een ensemble zich maar wensen kan en bevat misschien wel het mooiste Adagio uit de literatuur voor cello en piano.