zondag 30 maart 2014 – 15.00 uur

CELLO & PIANO
Maarten Boasson – cello
Peter Cramer – piano
Beethoven, Martinů, Prokofiev

Maarten Boasson en Peter Cramer, al 20 jaar een duo

Maarten Boasson en Peter Cramer

Op zondag 30 maart om 15.00 uur treden in ’t Mosterdzaadje op de cellist Maarten Boasson en de pianist Peter Cramer. Op hun programma: Beethoven, Martinů en Profofieff.

Dit jaar vieren de musici hun twintig jarige samenwerking. In ’t Mosterdzaadje hebben er al heel wat concerten van hun geklonken. Over het programma vertellen zij:

Beethovens Cellosonate opus 102, nr. 1 in C is een van de eerste werken die Beethoven schreef in zijn ‘late stijl’. Aanmerkelijk gecompliceerder dan de vroegere sonates en minder toegankelijk voor het grote publiek. Zelfs deskundigen hadden in Beethovens tijd moeite met de fugatische opbouw en doorwerking van de sonate, die sterk afweek van wat in die tijd gebruikelijk was. Het werk is opgedragen aan Marie Erdödy, een Hongaarse gravin, van wie wel gezegd wordt dat zij de geadresseerde is van Beethovens brief aan de Unsterbliche Geliebte.

De muziek is voor beginnende muziekliefhebbers wellicht moeilijk te begrijpen – er gebeurt in korte tijd erg veel – maar is een indrukwekkend voorbeeld van een sterk veranderende muziekstijl, waarin Beethoven zich manifesteerde als een eigenzinnige overgangsfiguur. Zoals hij het zelf verwoordde: “Ich habe niemals daran gedacht, für den Ruf und die Ehre zu schreiben. Was ich auf dem Herzen habe muss heraus, darum schreibe ich.” Zijn derde stijlperiode, waarvan de cellosonate het begin vormt, kenmerkte zich door een grote progressiviteit die voor veel van zijn tijdgenoten onbegrijpelijk was.

Bohuslav Martinů (Sonate nr 2, H. 286) wordt veel te weinig gespeeld. Hij is in Policka in 1890 geboren en heeft een tiental jaren als violist in het Tsjechisch Filharmonisch Orkest gewerkt. Tegen het einde van die periode is hij bij Suk compositie gaan studeren. Een jaar later, 1923, reisde hij naar Parijs, om deelgenoot te kunnen zijn van het bruisende muziekleven daar en, belangrijker, te kunnen leren van de zo bewonderde Roussel en Debussy. Door de oorlog werd hij gedwongen naar de USA te vluchten, waar zijn 2e cello sonate ontstond rond 1941, opgedragen aan een ook op Long Island wonende landgenoot. Martinů heeft, zeker in zijn kamermuziek, de muzikale tradities voortgezet, maar daar op zijn eigen wijze vernieuwing in aangebracht. Met name de ritmische complexiteit is kenmerkend voor Martinů. Hij heeft na de oorlog zijn leven gedeeld tussen Europa en de USA en is in 1959 in een dorpje bij Basel overleden.

Sergei Prokofieff was ernstig ziek toen hij zijn Cellosonate op 119 schreef – zo erg, dat hij zelf de pianopartij van het stuk niet meer heeft kunnen spelen en zelfs de eerste uitvoering heeft moeten missen; Sviatoslav Richter en Mstislav Rostropovich, aan wie de sonate is opgedragen, hebben de sonate voor het eerst gespeeld voor de Sovjet autoriteiten die wensten vast te stellen of de sonate wel paste binnen de door het regime gestelde richtlijnen. Zoals gebruikelijk was niet iedereen onmiddellijk overtuigd van de grote kwaliteiten van deze sonate en er is wel over geschreven in termen van gebrek aan ruggengraat. Hoe dat kan is onbegrijpelijk: de sonate is vol van ideeën, speelse invallen en technische hoogstandjes – een genoegen om te spelen en gelukkig tegenwoordig regelmatig uitgevoerd.

Reacties zijn afgesloten.