DE MUZIKALE FAMILIE ERDŐS
Csaba Erdős – cello
Andrea Hornyák – piano
Boglárka Erdős – viool
Beethoven, Miaskovsky, Bach, Tsjaikovsky, Piazzolla
De muzikale familie Erdős

Op vrijdag 20 maart om 20.00 uur is de muzikale familie Erdős te gast in ’t Mosterdzaadje. Vader, de cellist Csaba Erdős, moeder, de pianiste Andrea Hornyák en dochter, de violiste Boglárka Erdős. Op het programma, in wisselende combinatie, staan Beethoven, Myaskovsky, Bach, Tsjaikovsky en Piazzolla.
Csaba en Andrea vormden al tijdens hun studententijd in Boedapest het Prometheus Sonata Duo, geroemd om hun vlammende spel en vurige passie. Na hun studie kwamen in Nederland werken en kregen een dochter die de genen van de ouders erfde en nu, als zeer getalenteerd violiste al vanaf jonge leeftijd in de prijzen valt. Met elkaar vormen ze een virtuoze muzikale familie die uitzonderlijk op elkaar is ingespeeld.

Beethoven : Sonate in c-klein Nr. 7. viool-piano
Beethovens oeuvre is duidelijk in te in drie stijlperiodes. Deze sonate (1802) is afkomstig uit de 2e periode, die zich kenmerkt door de combinatie van het Weens Classicisme met Franse Revolutiemuziek. Ook indrukken, sferen en gevoelens beginnen meer aanwezig te zijn. Beethoven heeft 10 viool-pianosonates geschreven. Deze duosonates vormen een apart genre. Ze zijn bij uitstek geschreven voor beroemde musici, maar vaak opgedragen aan edellieden en koninklijke leden. De sonate in c-klein is bijvoorbeeld opgedragen aan Tsaar Alexander I van Rusland. De uitvoering vergt grote solistische bravoure en grenzeloze virtuositeit.
Myaskovsky : Sonate in D-groot Nr.1. Cello-piano
Wij zijn altijd op zoek naar componisten die onterecht in de vergetelheid zijn geraakt. Myaskovsky maakt ook deel uit van deze groep minder bekende meesters, hoewel hij destijds (1e helft van de 20e eeuw) wereldwijd beroemd was, vanwege zijn meer dan 20 symfonieën. Tijdens zijn studie raakte hij bevriend met een andere leerling van Rimsky-Korsakov, Sergey Prokofjev, met wie hij later ook veel samenwerkte. Naast het componeren, was hij ook actief als professor op het Conservatorium in Moskou. Hij heeft veel bekende componisten opgeleid, zoals Khachaturian, Kabalevsky en Schnittke.
Bach: Partita
De Sonates en partita’s voor solo viool (BWV 1001-1006), oorspronkelijk “sei Solo a Violino senza Basso Accompagnato” genaamd, zijn een cyclus van zes werken voor viool. De traditie van meerstemmige viool schrijven was al goed ontwikkeld in Duitsland, met name de componisten van de zogenaamde Dresden school. Bach begon met het componeren van deze werken rond 1703 in Weimar. De cyclus (3 sonates en 3 partita’s) werd gecompleteerd in 1720, toen hij als kapelmeester aan het hof van Leopold Anhalt-Köthen in dienst was. De sonates bestaan elk uit vier delen in het typische patroon van de ‘sonata da chiesa’ (kerksonate): langzaam, snel, langzaam, snel. De partita’s zijn verzamelingen van dansen, zoals de Allemande, Courante, Sarabande en Gigue, hoewel er door Bach binnen de bestaande partitavorm werd geschoven met bijvoorbeeld een Bourree en een Chaconne. Het werd in 1843 voor het eerst uitgegeven door Ferdinand David, dus 123 jaar later!
Tsjaikovsky: Vioolconcert
Tsjaikovski schreef het concert in een resort vlakbij het Meer van Genève. Hij woonde hier om te herstellen van een desastreus huwelijk met zijn vrouw Antonia Ivanovna Miljoekova. De violist en vroegere leerling van hem, Josif Kotek, kwam bij hem logeren. Koteks aanwezigheid en het Zwitserse landschap inspireerden Tsjaikovski om een vioolconcert te schrijven. Binnen twee weken was Tsjaikovski klaar met componeren. Een eerste versie van het Andante had hij vervangen voor het andante canzonetta zoals we die nu kennen. Op 11 april 1878 was het concert voltooid. Tsjaikovski droeg de compositie op aan Leopold Auer, een oude vriend van hem. Auer weigerde echter het werk in première te laten gaan omdat het concert volgens hem onspeelbaar was. Het werk ging nu een aantal jaren later in première met de violist Adolf Brodsky te Wenen in 1881.
Piazzolla: Oblivion
Piazzolla was een controversiële figuur op muzikaal vlak. Hij was begonnen als tango bandoneonist, maar later vond hij dat het tijd werd om te stoppen met het orkest en de bandoneon, en hij stopte bijna helemaal met tango. Hij zocht iets anders, een ander doel. Hij ging voort met het bestuderen van Béla Bartók en Igor Stravinsky, hij studeerde orkestdirectie en hij luisterde veel naar jazz. Zijn zoektocht naar een eigen stijl obsedeerde hem, hij verlangde naar iets anders dat niets met tango te maken had. Alles werd een rommeltje en Piazzolla besloot om de bandoneon te laten vallen en zich aan muziekstudie te wijden. Hij was toen 28 jaar oud. Hij kreeg een studiebeurs om met Nadia Boulanger te studeren in Parijs. Piazzolla volgde de raad van Boulanger op en keerde terug naar de tango en naar zijn instrument, de bandoneon. Vroeger moest hij kiezen tussen tango of ingewikkelder muziek, maar vanaf toen combineerde hij deze muziekstijlen gewoon. In Parijs componeerde hij een paar tango’s voor strijkorkest en begon hij bandoneon staande te spelen (de meeste bandoneonspelers spelen zittend).