HENDRIK JACOBSZ TRIO & MARQUETTE TRIO
Eeke Glebbeek – viool
Daniel Strang – viool
Margot Näring – altviool
Martine Belder – cello
Kana Yamaguchi – piano
Pianokwintet Schumann, Pianotrio Mendelssohn, Strijktrio Léo Weiner
Pianokwintet van Schumann; Pianotrio van Mendelssohn; Strijktrio van Weiner

het Marquette Trio
Op vrijdagavond 15 januari om 20.00 uur zullen het Hendrik Jacobsz Trio en het Marquette Trio zich bij elkaar voegen om het monumentale Pianokwintet van Schumann uit te voeren. Ook op het programma het Strijktrio van Leo Weiner en het Pianotrio van Mendelssohn.
De spelers van het Marquette Trio (Daniel Strang – viool, Martine Belder – cello, Kana Yamaguchi – piano) en die van het Hendrik Jacobsz Trio (Eeke Glebbeek – viool, Margot Naring – altviool, Martine Belder – cello) kennen elkaar uit verschillende muzikale ‘biotopen’: als docent of repetitor aan dezelfde muziekschool, als speler in hetzelfde orkest (Operette en Roemeens), of als lid van ESTA (European String Teachers Association) en delen de liefde voor kamermuziek. Tijdens een concert waaraan beide trio’s meewerkten uitte een van de violisten de lang gekoesterde wens om het pianokwintet van Schumann (weer) eens te spelen. Iedereen was meteen enthousiast en de verenigde trio’s leverden ook nog eens de juiste bezetting op aangezien de celliste in beide trio’s speelt.
Leo Weiner (1885-1960) was pianist, componist en theorieleraar aan het Conservatorium in Boedapest. Als componist liet hij zich eerder inspireren door de romantische klankwereld van vooral Beethoven en Mendelssohn dan door zijn meer avant-gardistische tijd- en landgenoten Bartók en Kodály. Wel deelde hij hun belangstelling voor de volksmuziek. Het Hendrik Jacobsz Trio speelt twee delen uit een strijktrio, gecomponeerd in 1908 waarin zowel de romantische als de volksmuziek- invloeden te horen zijn.
Het eerste pianotrio van Mendelssohn laat een combinatie van klassieke helderheid en romantische gedrevenheid horen. De lange melodische lijnen van de strijkers boven de zeer virtuoze pianopartij in het eerste deel lijken het agitato karakter aanvankelijk te weerspreken maar dragen er naarmate het stuk vordert wonderwel aan bij. Het tweede deel met zijn prachtige (bedrieglijk) eenvoudige melodieën en het lichtvoetige derde deel klinken als de ontluikende lente. In het vierde deel komt het agitato karakter van het eerste deel terug.
Het monumentale pianokwintet van Schumann, bijna een pianoconcert met strijkkwartet- in plaats van orkestbegeleiding, weerspiegelt zowel de euforische als de melancholische kant van Schumann’s karakter. Doordat thematisch materiaal van het ene deel in een volgend deel terugkomt vormen de delen samen een hechte eenheid, vooral waar Schumann in het fugatische coda van het laatste deel het hoofdthema van het eerste en het laatste deel combineert.